Wietexperiment in de Tweede Kamer
Politieke werkelijkheid is niet hetzelfde als de realiteit. Hoe ligt het wietexperiment in de politiek? Afgelopen donderdag debatteerde de Tweede Kamer over de wet die het wietexperiment mogelijk moet gaan maken.
De wet legt het kader vast. Dit debat ging nog niet over de precieze invulling van het wietexperiment. Dat zal in een volgend debat ergens in april worden besproken.
Gaat het alweer over het wietexperiment? Ja alweer! Misschien gaan sommige coffeeshopondernemers ervan uit dat het wietexperiment aan hem of haar voorbij zal trekken, maar dat is naïef! Linksom of rechtsom zal het experiment voor de gehele cannabissector grote gevolgen hebben. Je kop in het zand steken is daarbij een suboptimale strategie.
Waarom een wet?
Maar het was toch allang besloten dat er een wietexperiment komt? Ja en nee. De regering rust op een coalitie van VVD, D66, ChristenUnie en CDA. Alleen D66 heeft een warm hart waar het gaat om cannabis, de drie andere partijen willen er eigenlijk niets van weten. Maar bij het sluiten van een pact om samen te gaan regeren heeft D66 nou eenmaal bedongen dat er binnen de regeerperiode die duurt tot maart 2021 een start moet zijn gemaakt met het wietexperiment. Omdat dit volgens de huidige Opiumwet verboden is, moet er een Experimentwet worden aangenomen in de Tweede Kamer, die het experiment mogelijk maakt. Vanwege de afspraak (het regeerakkoord) tussen de vier regeringspartijen moeten alle leden van die partijen (D66, VDD, CDA, CU) in de Tweede Kamer vóór die wet stemmen. Ook al staan ze niet te springen.
Op papier wil alleen D66 binnen de regering graag gaan experimenteren met de gereguleerde aanvoer van cannabis aan coffeeshops. En eigenlijk wil D66 niet eens een experiment, maar liever direct een overstap naar gereguleerde teelt, net als in Canada. Aan de andere kant van de tafel hebben de ChristenUnie, de VVD en het CDA uit de grond van hun hart niets met coffeeshops, laat staan dat die bevoorraad worden met wiet die door de overheid op kwaliteit wordt gecontroleerd.
Politiek compromis
Deze situatie levert bij vlagen een vreemd debat op. Het experiment is een politiek compromis. Een schoolvoorbeeld van een Hollands poldermodel, waarbij alle partijen iets hebben moeten inleveren. D66 wil eigenlijk méér, de andere coalitiepartijen (VVD, CU en CDA) willen eigenlijk minder. Oppositiepartijen SP, GroenLinks en de PvdA willen eigenlijk ook méér. De enige die vrijuit kunnen spreken zijn oppositiepartijen SGP (‘Njet’) en de PVV. Ook die laatste wil helemaal niets met drugs en coffeeshops te maken hebben. Zodra het woord ‘coffeeshop’ valt, schermt Liliane Helder (PVV) met de Moedige Moeders uit Volendam, die zich inzetten voor problematische drugsgebruikers. De anti-coffeeshop houding van de PVV is moeilijk te duiden, aangezien een vrij groot deel van de achterban van de PVV wel ‘iets met coffeeshops heeft’. Je zou daarom verwachten dat deze partij zich op dit onderwerp wat zou matigen in toon. (Bij deze daarom: ‘PVV stemmer die wel eens een joint vasthoudt: heroverweeg je stem!’)
Ook het CDA en CU zijn stabiele tegenstanders van het gedoogbeleid en zien liefst een coffeeshoploze samenleving. CDA-Kamerlid Toorenburg noemt coffeeshopondernemers in het debat ‘misdadigers’. Dat shockeert veel coffeeshopondernemers. Maar aan de andere kant: Het is een pose, ze doet het altijd, het is meer een houding om de achterban gerust te stellen. Ze kijkt daarbij meestal met een scheef oog naar de meeschrijvende pers. Het is nou eenmaal het standpunt van het CDA en dat lijkt in beton gebeiteld. Hoewel… Toorenburg toont zich ook realistisch: “Er zijn nou eenmaal coffeeshops en alle coffeeshops sluiten is helaas geen haalbare kaart. We hebben er dus mee te leven.” Laten we het daarom maar zo goed als mogelijk proberen te regelen allemaal, straalt ze daarbij uit.
Beweging
Waar het gaat om een cruciale voorwaarde voor de sector om deel te nemen aan het experiment -coffeeshops moeten de gereguleerde wiet niet in één keer door de strot gedouwd krijgen- lijkt er beweging bij het CDA. Ook de linkse oppositiepartijen (GL, PvdA, SP) doen in het debat voorstellen om de coffeeshops niet in één keer op te zadelen met die nieuwe wiet, waarvan niemand nog weet hoe die zal vallen bij de consument. Deze linkse partijen hameren er net als D66 bij de minister op om de gereguleerde wiet in eerste instantie naast het oude coffeeshop assortiment in te voeren gedurende een overgangsfase. Die overgangsfase zou kunnen liggen in het eerste deel van het experiment, of gedurende de voorbereidingsfase vóór het experiment. Ook de ministers lijken in hun reactie op de vragen van de Tweede Kamerleden tijdens het debat wat te bewegen. Het aandringen van de coffeeshopsector op dit punt lijkt niet op dovemans oren gericht.
VVD: ‘houd het klein!’
En welk geluid klinkt er dan van de VVD? Veel geluid klinkt daar niet. De zelfbenoemde liberalen lijken niet meer zo heel liberaal als het om coffeeshops gaat. Ze spreken zich op een aantal vragen van anderen niet uit. Ze zitten op de stoel van de vertraging. Laat het maar overwaaien, spreekt uit hun houding. Een pro-ondernemersgedachte dan? “Tsja, uh ondernemers? Het zijn natuurlijk wel drugsdealers. Een beetje stoute paria-ondernemers dus,” lijkt de VVD te willen zeggen. De partij die tien jaar geleden nog een Manifest ondertekende om de achterdeur te reguleren, lijkt niet meer zo’n fan van coffeeshops, al zijn ze ook niet ronduit tegen. De VVD wil vooral geen gedoe met het buitenland en wil daarom dat het experiment klein blijft en eindig is. Het moet kunnen worden teruggedraaid. Volgens de internationale verdragen mag een experiment helemaal niet, is het uitgangspunt in VVD-kringen. Maar zolang we het klein houden en we het experiment een keer laten ophouden kunnen we het een ‘wetenschappelijk experiment’ noemen en kunnen we er internationaal wel mee wegkomen, is de gedachte bij de partij-die-zichzelf-liberaal-noemt. Dat is maar een heel klein beetje in strijd met de verdragen. Liberalisme nieuwe stijl.
Gefaseerd, maar ook eindig
In de standpunten van de gefaseerde aanpak (geen koude overgang van de oude achterdeur naar een 100% gereguleerd aanbod, zonder gewenningsfase) lijkt enige beweging. Er is een redelijke kans dat de consument in een experiment-coffeeshop beetje bij beetje met de gereguleerde wiet in aanraking zal komen. Aan de andere kant is het heel wat onzekerder dat het experiment na vier jaar overgaat in een regulering van wiet in heel Nederland. “Dat is aan een volgend kabinet om te besluiten”, legt onderzoekster van Universiteit Utrecht Nicole Maalsté, die het 6 uur durende debat op de voet volgde, uit. “Dat maakt het voor professionele telers die een avontuur in de wietteelt overwegen onaantrekkelijk. Er zijn grote investeringen gemoeid met het opzetten van die teeltfaciliteiten: inrichting van kweekruimten, experimenteren met genetica die voldoet aan de vraag van de consument, de verwerking van de geoogste plant naar een voor de coffeeshop te verkopen product, verpakken in de toegestane hoeveelheden: dat vraagt nogal wat van producenten. Dat ga je niet opzetten voor een paar jaar.” De linkse oppositiepartijen in de tweede kamer ondersteunen deze stellingname. “Wilt u dit experiment wel laten slagen?” vraagt kamerlid Van Nispen (SP) een aantal Kamerleden en de minister op de man af. De fasering en de eindigheid van het experiment zijn twee van de issues die het experiment wel eens zouden kunnen maken of breken. Politici die het experiment willen laten slagen maken zich zorgen hierover, politici uit de ‘tegen-hoek’ doen er laconiek over. Zo gaat dat in de politiek.
Meten
Als Van Nispen vraagt aan de minister van VWS wanneer het experiment nou geslaagd is luidt het antwoord: Het experiment is geslaagd als er gemeten kan worden dat er sprake is van een gesloten keten. Maalsté: “Een vreemd antwoord. Je zou iets anders verwachten. Er moet gemeten kunnen worden of de keten gesloten is. Daar gaat het de minister om. Om de meting. Over terugdringen van de illegale markt als factor van succes wordt niet gesproken.”
Realiteitszin
In het debat blijken de Kamerleden van GL (Buitenweg), SP (Van Nispen) en de PvdA (Ploumen) als oppositieleden goed ingelezen in de materie. Ze weten waar ze over spreken en zijn bijna even goed op de hoogte van het dossier als de initiatiefneemster Bergkamp van D66. Bij anderen vraag je je soms af waar de realiteitszin is. Wietconsumptie is in Nederland niet opeens verdampt als je op een ochtend opstaat in een wereld zonder coffeeshops. Een deel van de politici lijkt dat echter nog steeds te geloven.
Verkiezingen
Maalsté hoopt dat de plannen op een aantal onderwerpen worden aangepast. Bijvoorbeeld op het gebied van de eindigheid van het experiment. “Je moet bedrijven die zich in dit avontuur gaan wagen enige houvast bieden. Nu is afgesproken dat de evaluatie van het experiment tijdens het experiment plaatsvindt. Dat is al een stap in de goede richting. Maar het is niet duidelijk op grond van welke factoren wordt bepaald of het experiment een succes is en verder uitgerold kan worden over de rest van Nederland. Het lijkt erop dat die beslissing wordt overgelaten aan een volgend kabinet. Vanuit ondernemersperspectief levert dat grote onzekerheid op”.
In maart zijn er verkiezingen voor de provinciale staten. Normaal gezien lopen ze daar in Den Haag niet warm voor. Maar de tijden zijn veranderd. De verkiezingen van de provinciale staten zijn belangrijk voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Die is bij de huidige politieke verhoudingen in beide Kamers vrij belangrijk. Bij een ‘goede’ samenstelling kan de Eerste Kamer de Wietwet (Bergkamp) aannemen, waarmee de achterdeur wordt gereguleerd zonder dat daar een experiment voor nodig is. Deze wet is een paar jaar geleden al door de Tweede Kamer aangenomen. Ook voor de stabiliteit van de huidige regering is de Eerste Kamer van belang. De verkiezingscampagne begint daarom hier en daar al. In campagnes gebeuren soms opzienbarende dingen, dus wie weet…
Redactie BCD, 22 januari 2019