Wietexperiment: Gefaseerde invoering in heel Nederland
De commissie-Knottnerus was duidelijk in zijn aanbevelingen. Voer het wietexperiment in een veel groter aantal gemeenten uit dan de voorgestelde 5 a 10 gemeenten. In politieke en juridische kringen ligt dat gevoelig. Daar geeft men de voorkeur aan een beperkt experiment vanwege internationale verdragen.
De commissie-Knottnerus deed de aanbeveling om een veel groter aantal gemeenten te laten meedoen, om zo een representatief onderzoek te kunnen uitvoeren. Een experiment in een beperkt aantal gemeenten geeft onvoldoende inzicht in de gevolgen voor de cannabismarkt. Rechters geven aan dat het experiment in strijd zou kunnen zijn met internationale verdragen over drugsproductie en drugshandel. Sommige politici zouden daarom het experiment beperkt en omkeerbaar willen houden.
Goede afspiegeling
Het experimenteren in slechts enkele gemeenten stuit op wetenschappelijk bezwaren. In het rapport van de commissie-Knottnerus staat dat een experiment alleen dan kan slagen ‘wanneer de deelnemende gemeenten een goede afspiegeling van de diversiteit aan typen gemeenten in ons land vormt: naar aantal inwoners, aantal verkooppunten, geografische spreiding en een ligging al of niet aan de landsgrens.’
Cannabisexpert Nicole Maalsté die als onderzoekster verbonden is aan de Universiteit Utrecht vult aan: “Niet alleen de ligging en kenmerken van een gemeente, maar ook de samenstelling van de groep cannabisconsumenten in een gemeente (leeftijd, opleidingsniveau, arbeidssituatie, culturele achtergrond, toeristen, studenten, et cetera) en de lokale kracht van de zwarte markt zijn factoren die je moet meenemen in het experiment. Er zijn enorm veel variabelen. Voor een geslaagd experiment moeten de coffeeshops die meedoen een goede afspiegeling vormen van de verschillende typen coffeeshops in Nederland.” Maalsté voegt eraan toe dat het experiment met het daaraan gekoppelde onderzoek in wezen tot doel heeft om de best mogelijke strategie te bepalen om consumenten van de illegale markt naar de coffeeshop te bewegen.
Maalsté doet al bijna dertig jaar onderzoek naar coffeeshops, straathandel en wietteelt. “In de ene gemeente functioneert de zwarte markt anders dan in een andere gemeente”, legt zij uit. “Dat hangt mede af van het aantal shops in een gemeente. In een gemeente met één coffeeshop ontstaat een cannabismarkt waarbij die ene shop tegenover de illegale markt staat. Dat levert een andere markt op dan wanneer er twee of drie shops in die gemeente zijn. In die situatie zullen de shops moeten concurreren met de zwarte markt, maar ook met elkaar. De shops zullen zich dan van elkaar moeten onderscheiden in aanbod en service.” Maar het is nog veel complexer. In een gemeente met twee coffeeshops in de Randstad spelen misschien andere krachten dan in een vergelijkbare gemeente in Friesland. En daar is het weer heel anders dan in Zeeland. Of in Limburg. Het is nauwelijks te bepalen hoe je een representatieve groep gemeenten moet samenstellen. Om dat goed te bepalen zou je moeten beginnen om de cannabismarkt in alle gemeenten met en zonder coffeeshops te onderzoeken. Maalsté pleit daarom onder meer voor een uitgebreide nulmeting waarbij de lokale markt in de experiment- en controlegemeenten goed in kaart worden gebracht.
Delicaat evenwicht
De cannabismarkt is complex, omdat deze tussen legaliteit en illegaliteit is gesitueerd. De huidige relatief rustige cannabismarkt is in de loop der jaren ontstaan. Het is een delicaat evenwicht. Dat bleek in 2012 toen de wietpas werd ingevoerd in Zuid-Nederland. Consumenten wantrouwden de coffeeshops vanaf dat moment. De zwarte markt floreerde als nooit tevoren, met alle gevolgen van dien. Een drastisch ingrijpen in deze markt is dus onverstandig. De kans is erg groot dat illegale dealers de markt overnemen van de coffeeshops, als de consument zijn vertrouwen in de coffeeshop verliest. “Door in een keer over te stappen van een illegale naar een gereguleerde markt zou je een schokgolf kunnen veroorzaken waar alleen de zwarte markt van profiteert”, aldus Maalsté.
Een experiment in slechts enkele gemeenten kan allerlei onvoorziene reacties ontketenen. De consument zou de experimentgemeente de rug kunnen toekeren en kiezen voor een andere gemeente of de illegaliteit. Als consumenten massaal hun toevlucht nemen tot een buurgemeente kunnen daar (overlast) problemen ontstaan vanwege een sterk toenemend aantal coffeeshopbezoekers. Ook zou de illegale markt in de experimentgemeenten kunnen toenemen. Aan de andere kant is het ook denkbaar dat de experimentgemeenten opeens worden overspoeld met consumenten die graag veilige wiet van goede kwaliteit willen kopen. Dat zou kunnen betekenen dat de verkoop van de coffeeshops in de experimenteergemeenten ineens veel groter is dan voorzien.
Gefaseerd
Ingrijpen in de delicate cannabismarkt vraagt om voorzichtig en weloverwogen handelen. Dat kan alleen bij een landelijke invoering van het experiment, in fases. Maalsté pleit daarom voor een gefaseerde invoering van het experiment in heel Nederland. Laat stapsgewijs steeds meer gemeenten en coffeeshops meedoen aan het experiment en breid het assortiment van coffeeshops geleidelijk uit met gereguleerde soorten. Producten kunnen zo langzaam maar zeker worden afgestemd op de wensen van cannabisconsumenten zonder dat er onnodige onrust op de cannabismarkt ontstaat. Het is immers niet de bedoeling dat consumenten de illegale markt verkiezen.
Door alle shops in Nederland beetje bij beetje van gereguleerde wiet te voorzien zal de overgang van een illegale naar een gereguleerde cannabismarkt soepel kunnen verlopen. Stap voor stap zal het aanbod van illegaal naar gereguleerd verkleuren. Kinderziektes bij de invoering van de gereguleerde aanvoer zullen zo geen grote gevolgen hebben. Tussentijdse monitoring en bijsturing zal eventuele schade beperken.
Gelijkheidsbeginsel
Een experiment in een beperkt aantal gemeenten levert niet alleen chaotische toestanden op in de experimentgemeenten en de regio’s waarin die gemeenten liggen. Waarschijnlijk levert het ook een aantal juridische problemen op rondom het gelijkheidsbeginsel.
Afgelopen maandag waarschuwde strafrechter De Ridder in een artikel in de Volkskrant dat je niet zomaar kunt toestaan dat een aantal telers straffeloos wiet kunnen telen, terwijl andere telers dat niet mogen en fikse straffen kunnen krijgen. De Ridder: “Ik schat de kans groot dat telers die niet met het experiment meedoen een beroep zullen doen op het gelijkheidsbeginsel en het verbod op willekeur, als zij wél voor de strafrechter moeten verschijnen.”
Hetzelfde beroep op het gelijkheidsbeginsel is denkbaar voor een coffeeshopondernemer die buiten het experiment valt en die wordt gepakt met een te grote handelsvoorraad in zijn zaak. Waarom mag de ene coffeeshop wel wiet inkopen bij een legale teler en een andere niet? En waarom zou de ene coffeeshop wel 1,4 kg in zijn zaak mogen hebben liggen en mag een andere coffeeshop maar 500 gram in huis hebben? Uitsluiten van coffeeshops leidt tot juridische problemen.
Met een gefaseerde invoering in heel Nederland vervallen deze juridische bezwaren. Er is geen sprake van rechtsongelijkheid als alle coffeeshops in Nederland de mogelijkheid krijgen om mee te doen aan het experiment. Bijkomend voordeel is dat de kans van slagen van het experiment groter is als alle coffeeshops die dat willen mee mogen doen aan het experiment. De shops zullen dan actief meewerken om het project te laten slagen, ook als het even tegenzit. Voor coffeeshops brengt het experiment immers flinke risico’s mee.
Internationale verdragen sleets
Het argument dat Nederland in de problemen komt met internationale verdragen als het experiment te groot en onomkeerbaar is, houdt geen stand. In de hele wereld wordt momenteel nagedacht over het decriminaliseren van cannabis of zelfs het legaliseren ervan voor zowel medicinaal als recreatief gebruik. De verdragen waaraan tegenstanders van regulering refereren stammen uit een tijd waarin anders over cannabis werd nagedacht. Die verdragen zijn sleets en aan vervanging toe. Ze sluiten niet meer aan bij de moderne samenleving.
Het wietexperiment zoals het nu wordt voorgesteld is vooral vanuit een juridisch en politiek perspectief gestuurd. Dat is zeer beperkt. Beter zou het zijn om (ook) te kijken vanuit de bestaande markt. Ter verduidelijking: Volgens een aantal politici en juristen moet het experiment kleinschalig zijn en moet het in een wetenschappelijk korset worden gegoten omdat Nederland alleen dan aan de internationale verdragen zou voldoen. Maar zoals eerder gesteld doen die internationale verdragen er steeds minder toe. Daarom hoeft het experiment ook niet te focussen op het wetenschappelijke gehalte. Dat betekent weer dat het aantal coffeeshops dat gereguleerde wiet gaat verkopen er evenmin toe doet. In andere landen hebben ze het niet over die internationale verdragen, waarom zouden wij dat dan wel doen?
Simpel
Het is vrij simpel. Er is een duidelijk probleem: De inkoop van de coffeeshop is illegaal. Zoek naar een oplossing voor dat probleem. Zorg dat coffeeshops kwalitatief goede en geteste wiet kunnen inkopen op een transparante manier. Door het experiment vooral als een wetenschappelijke proeftuin te zien waarbij ook nog eens rekening wordt gehouden met de zere tenen van politici en juristen, riskeer je dat je het huidige coffeeshopsysteem opblaast, waarbij de illegale markt in zijn handjes knijpt.
Redactie BCD, 11 juli 2017