Waarom coffeeshops uitgezonderd zijn van schaarse rechten

Waarom coffeeshops uitgezonderd zijn van schaarse rechten

De discussie over de regulering van coffeeshops is al jarenlang een terugkerend en complex thema binnen het Nederlandse beleidskader. Een cruciaal punt in deze discussie betreft de juridische status van coffeeshops en de wijze waarop exploitatievergunningen hiervoor worden verstrekt. Dit artikel stelt met gezag dat coffeeshops expliciet moeten worden uitgezonderd van de regels omtrent schaarse rechten en gelijkheidsbeginselen, zoals vastgelegd in de Europese Dienstenrichtlijn. Bovendien is de toepassing van schaarse vergunningen binnen het Wietexperiment niet alleen onnodig, maar wordt ook sterk afgeraden.

Schaarse rechten en Europese vrijheden
Schaarse rechten verwijzen naar vergunningen die slechts in beperkte mate beschikbaar zijn en waarvoor potentiële exploitanten moeten concurreren. Volgens het verdrag betreffende de werking van de Europese unie (vweu) en de dienstenrichtlijn moeten dergelijke vergunningen in beginsel op een niet-discriminerende en transparante manier worden verdeeld. Echter, de situatie rondom coffeeshops is uniek en vereist een nadere beschouwing.

Uitzonderingen in de dienstenrichtlijn
De dienstenrichtlijn is niet van toepassing op activiteiten die een specifieke openbare orde en consumentenbescherming vereisen, zoals gokactiviteiten (preambule punt 25 van de dienstenrichtlijn). Dit principe kan ook worden toegepast op de verkoop van softdrugs in coffeeshops. De verkoop van softdrugs, hoewel onder bepaalde voorwaarden gedoogd, brengt namelijk significante risico’s met zich mee voor de openbare orde, volksgezondheid en het woon- en leefklimaat.

Uit jurisprudentie blijkt dat een gedoogverklaring geen vergunning is en dus niet als schaarse rechten kan worden beschouwd zolang de Opiumwet van kracht blijft (rechtbank Limburg, 30 maart 2021). De huidige gedoogstatus van coffeeshops betekent dat er geen sprake is van een volledig legaal economisch circuit, wat ook wordt ondersteund door het arrest van het Europees hof van justitie in de zaak Josemans (c- 137/09).

Coffeeshops in het wietexperiment
Op 17 juni is de overgangsfase van het wietexperiment van start gegaan. Tijdens dit experiment wordt het telen, afleveren en verkopen van softdrugs in deelnemende gemeenten tijdelijk legaal verklaard, waarbij de verbodsbepalingen uit de Opiumwet voor deze handelingen buiten toepassing worden verklaard (wet experiment gesloten coffeeshopketen, art. 3). De wetgever heeft echter expliciet gesteld dat dit niet betekent dat er een legaal economisch en commercieel circuit ontstaat zoals bedoeld in de Europese vrijheden. De Europese verkeersvrijheden, inclusief de dienstenrichtlijn, zijn tijdens het wietexperiment niet van toepassing op de verkoop van cannabis.

Geen verplichting tot toepassing van schaarse vergunningen
Tijdens het wietexperiment is het gebruik van een gelijke kansen procedure voor de verdeling van exploitatievergunningen voor coffeeshops niet verplicht en wordt dit sterk afgeraden. Het invoeren van schaarse vergunningen zou onnodige risico’s creëren voor de openbare orde, volksgezondheid en het woon- en leefklimaat. De juridische en praktische complicaties, zoals het telkens verplaatsen van coffeeshops naar nieuwe locaties, zouden leiden tot een verstoring van de openbare orde en extra belasting voor omwonenden.

Bezwaren tegen gelijke kansen-procedures
De exploitatie van coffeeshops vereist strikte naleving van de AHOJGI-criteria (geen advertenties, geen harddrugs, geen overlast, geen verkoop aan minderjarigen, geen verkoop van grote hoeveelheden en geen toegang voor jongeren onder de 18). Deze criteria zijn ingesteld om de openbare orde en volksgezondheid te beschermen. Een gelijke kansen procedure zou kunnen leiden tot coffeeshops op nieuwe locaties, wat de openbare orde en het woon- en leefklimaat kan verstoren.

Praktische problemen bij nieuwe vergunningen
Het herhaaldelijk toewijzen van nieuwe vergunningen kan leiden tot onzekerheid en onrust onder zowel exploitanten als omwonenden. Voorbeelden uit gemeenten zoals Eindhoven, Tilburg en Hellevoetsluis tonen aan dat er vaak aanzienlijke weerstand is tegen de vestiging van nieuwe coffeeshops, wat leidt tot langdurige juridische procedures en vertragingen bij het openen van nieuwe vestigingen. Dit is niet slechts een administratieve uitdaging, maar een fundamenteel probleem dat de stabiliteit en de openbare orde aantast.

Coffeeshops die al langere tijd op dezelfde locatie opereren, hebben doorgaans een zekere mate van acceptatie en integratie binnen de buurt bereikt. Bewoners zijn gewend aan de aanwezigheid van de coffeeshop, wat bijdraagt aan een gevoel van stabiliteit en voorspelbaarheid in de wijk. Dit lokale vertrouwen en de gevestigde relatie tussen exploitanten en buurtbewoners verminderen de kans op overlast en bevorderen een vreedzaam woon- en leefklimaat.

Bij het sluiten of verplaatsen van een bestaande coffeeshop ontstaat het reële risico dat straatdealers zich vestigen op de voormalige locatie van de coffeeshop. Deze dealers proberen de voormalige klanten van de coffeeshop aan te trekken, wat leidt tot een toename van illegale activiteiten en overlast in de buurt. Bovendien spreken we aanzienlijke zorgen uit over de mogelijke gevolgen voor de openbare orde en veiligheid. Momenteel zijn coffeeshops gevestigd en gereguleerd via het bestaande gedoogbeleid, waarbij de gevestigde ondernemers verantwoordelijk zijn voor de achterdeur.
Deze coffeeshopondernemers hebben vaak een goede verstandhouding met de lokale overheid, en zij worden zorgvuldig en regelmatig gecontroleerd door de lokale autoriteiten. Het invoeren van schaarse vergunningen zou deze bestaande relaties verbreken en het zal onduidelijk zijn wie verantwoordelijk wordt voor de organisatie en de achterdeurvoorziening. Dit gebrek aan transparantie en duidelijkheid kan leiden tot ongewenste situaties en een verhoogd risico op illegale activiteiten. Het waarborgen van openbare orde en veiligheid is een topprioriteit, en het huidige gedoogbeleid heeft bewezen effectief te zijn in het verminderen van overlast en het minimaliseren van de invloed van criminele organisaties. Schaarse vergunningen kunnen dit delicate evenwicht verstoren en deuren openen voor ongecontroleerde en potentieel onwenselijke praktijken.

Uitzondering volgens de wet
Het is van cruciaal belang dat gemeentelijke bestuursorganen afzien van de toepassing van een gelijke kansen procedure bij de verdeling van vergunningen voor coffeeshops. De unieke aard van de verkoop van softdrugs en de daarmee gepaard gaande risico’s voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid rechtvaardigen een uitzondering op de regels voor schaarse rechten, vergelijkbaar met de uitzonderingen die gelden voor gokactiviteiten, zoals vastgelegd in de Europese dienstenrichtlijn (richtlijn 2006/123/eg, preambule punt 25).

Gemeenten dienen bestaande coffeeshops te ondersteunen door hen vergunningen voor onbepaalde tijd te verlenen, zoals toegestaan onder artikel 9 en artikel 12 van de dienstenrichtlijn, mits dit gerechtvaardigd is door een dwingende reden van algemeen belang. In het licht van de jurisprudentie, zoals het Josemans-arrest van het Europees hof van justitie (zaak c-137/09), dat bevestigt dat de verkoop van softdrugs niet onder de verkeersvrijheden valt, is het duidelijk dat coffeeshops een uitzonderlijke positie innemen. Gelet op het unieke karakter van de verkoop van softdrugs en de noodzakelijke maatregelen ter bescherming van de openbare orde en volksgezondheid, moet de exploitatie van coffeeshops worden uitgezonderd van de regels omtrent schaarse rechten zoals vastgelegd in de Dienstenrichtlijn. De jurisprudentie en de specifieke context van het gedoogbeleid en het Wietexperiment maken duidelijk dat de strikte toepassing van deze Europese regels niet passend is voor deze sector. Het is evident dat de implementatie van schaarse vergunningen tijdens het Wietexperiment niet alleen overbodig is, maar ook potentieel schadelijk.

Gemeentelijke bestuursorganen worden met klem geadviseerd af te zien van dergelijke procedures. Het handhaven van een stabiele en veilige exploitatieomgeving voor coffeeshops is cruciaal voor het behoud van de openbare orde en volksgezondheid. Deze benadering waarborgt de continuïteit, veiligheid en acceptatie van coffeeshops binnen hun gemeenschappen, en voorkomt de negatieve gevolgen van overhaaste en ongegronde wijzigingen in het vergunningenbeleid.

Redactie BCD, 24 juni 2024