Cannabiscongres: Regulering ís normalisering

Cannabiscongres: Regulering ís normalisering

Preventiewerkers en politici lijken bang voor de normalisering van cannabis door het wietexperiment, bleek maar weer eens op het Cannabiscongres van het Trimbos-instituut. Ze kunnen die normalisering maar moeilijk zien als een deel van de oplossing van een aantal problemen.

Leidt regulering tot normalisering van cannabis? Op de website van het congres dat op 30 oktober in Driebergen plaatsvond staat dat er momenteel vooral belangstelling is voor de effecten van de legalisering en regulering van cannabis wereldwijd, maar dat er nauwelijks nog aandacht is voor cannabispreventie en –behandeling. Het Trimbos ziet de bui al hangen. Regulering ís normalisering. En bij normalisering van cannabis kun je je afvragen in hoeverre een instituut als het Trimbos er nog toe doet op het gebied van cannabis. Coffeeshopondernemer Gerrit Jan ten Bloemendale was aanwezig op het Cannabiscongres. Ook hem viel op dat ‘het preventie-systeem’ zichzelf als een ‘onmisbaar’ instrument aan het verkopen was: ‘Volgens het Trimbos zijn er 300.000 riskante cannabisgebruikers. Ik heb het idee dat ze dat getal noemen om aanspraak te kunnen maken op een flinke subsidiepot.’

De toon van de website zegt veel. Er is een kritische houding naar cannabis. Het instituut kijkt naar cannabis door de bril van verslavingsdeskundigen en preventiemedewerkers. Die zien liever geen cannabis en als die cannabis er toch is, moet het gebruik ervan strak worden beteugeld in een keurslijf. Maar of dat de houding is waar de samenleving het meeste aan heeft? De preventiewereld baseert zich op van alles en nog wat, maar niet op kennis over de cannabisconsument. Daarom was het goed om een verfrissend geluid te horen van de Utrechtse wethouder Victor Everhardt die zich hardop afvroeg of de autoriteiten nog wel de maatschappelijke impact hebben die wij ervan verwachten: ‘Mensen erkennen experts, maar maken daarna hun eigen beslissingen. Je komt niet meer weg met het nemen van beslissingen vanachter een katheder.’ De wethouder die in het verleden werkzaam is geweest bij het ministerie van Volksgezondheid, geeft aan het jammer te vinden dat het ministerie van Justitie en Veiligheid de lead heeft bij de invulling van het wietexperiment. Hij zou graag de volksgezondheid centraal willen stellen: ‘Als u me vraagt of ik mijn geld inzet op een goede afloop, dan zwijg ik.’

August de Loor houdt het publiek voor dat in het woord normalisering al een norm zit. Dat cannabis voor veel mensen normaal is komt volgens hem omdat het door de jaren heen een volksgenotsmiddel is geworden. In een voor hem kenmerkend vurig betoog laat hij weten weinig te zien in wat hij “het benepen experiment van het regelsysteem” noemt. Hij roept coffeeshopondernemers daarom op om niet mee te werken met het wietexperiment: ‘Het experiment waar jullie over onderhandelen gaat over een raampje. Maar in werkelijkheid gaat het natuurlijk over een deur. Jullie deur! Als je staatswiet krijgt, dan ben je de omgekeerde onderwereld.’

Verschillende sprekers uiten hun zorgen over het experiment. Met name de beperkte omvang boezemt weinig vertrouwen in een goede afloop. De Gentse criminoloog Tom Decorte merkt terecht op dat het om een sociaaleconomisch experiment gaat en niet, zoals sommige politici lijken te denken een laboratoriumexperiment. Ook zijn sprekers op het congres beducht voor waterbedeffecten. Ingrijpen in de cannabismarkt kan allerlei onbedoelde gevolgen hebben. Zo laat Nienke Liebregst van de universiteit van Amsterdam zien hoe de sluiting van coffeeshops in Amsterdam en het beperken van openingstijden in Rotterdam tot allerlei ongewenste overlastsituaties heeft geleid.

Als een van de laatste sprekers presenteert Maalsté (Universiteit Utrecht) enkele bevindingen op basis van de Grass Poll, de online enquête onder cannabisconsumenten die door meer dan 13.000 mensen is ingevuld. Interessant zijn de drie stellingen die zij in haar betoog uitwerkt:

Zelfregulerende markt (stelling 1)

De cannabismarkt is een markt die zichzelf reguleert. De deelnemers aan deze markt (verkopers en consumenten) creëren hun eigen regels. De overheid heeft nu bijvoorbeeld geen invloed op het assortiment of de marktprijzen. Ondanks het gebrek aan toezicht functioneert deze markt al ruim 40 jaar behoorlijk. Er is een evenwichtige balans tussen vraag en aanbod.

Gevoelsconsument (stelling 2)

De Nederlandse cannabisconsument is een gevoelsconsument. Hij is nauwelijks geïnteresseerd in cijfers of feiten. Uit de Grass Poll blijkt dat bij de keuze voor een bepaalde soort ervaring met het product, geur en uiterlijk een rol spelen. Het gaat dus vooral om de beleving en minder om harde feitelijke informatie zoals prijs, soort, effect en teeltwijze. Binnen die beleving valt ook op dat consumenten hun wiet of hasj het liefst daar gaan halen waar ze zich prettig voelen. Liever bij de ene shop dan bij de andere, of misschien wel bij dat illegale verkooppunt waar ze een goed gevoel bij hebben.

Veel preventiemedewerkers denken dat zij een belangrijke rol spelen in het geven van informatie over cannabis. De Grass Poll geeft een heel ander beeld. Vooral familie, bekenden, andere consumenten en personeel van coffeeshops en clubs zijn belangrijke informatiebronnen voor cannabisconsumenten. Geschreven bronnen zijn een stuk minder belangrijk, waarbij flyers van de hulpverlening als minst belangrijke bron van informatie worden gezien.

Diversiteit (stelling 3)

De Nederlandse cannabisconsument is gewend om te kunnen kiezen uit een zeer gevarieerd aanbod qua beleving soorten, prijzen en hoeveelheden. Coffeeshops sluiten met een grote diversiteit aan businessmodellen aan bij de wensen en gedragingen van verschillende groepen cannabisconsumenten.

Een businessmodel van een coffeeshop kan bijvoorbeeld zijn om wat mindere kwaliteit wiet te verkopen voor een lager bedrag per gram. Dit doen een aantal coffeeshops in wijken waar veel mensen met een kleine beurs wonen. Andere coffeeshops richten zich qua inrichting en aanbod op andere groepen consumenten: bijvoorbeeld fijnproevers met wat meer geld, of buurtbewoners. Een shop kan zich ook op andere manieren profileren: de ene shop verkoopt afgewogen voorverpakte hasj en wiet, de andere shop biedt de cannabis in tupperwarebakken aan. De klant kan dan kijken, ruiken en soms voelen, alvorens hij besluit te kopen.

Door met verschillende businessmodellen te werken, spelen coffeeshops in op verschillende type consumenten, zodat er een balans is tussen vraag en aanbod. In Nederland kan iedere consument terecht bij een coffeeshop van zijn of haar keuze. Sander Rigter van het Trimbos-Insituut bevestigt dit. In opdracht van de commissie Knottnerus bekeek hij coffeeshopmenu’s door je jaren heen. Sommige soorten zie je bij veel coffeeshops, andere tref je alleen in bepaalde zaken aan. De menulijsten veranderen voortdurend. Sommige soorten zie jaren achter elkaar terug; andere verdwijnen na een jaar.

Conclusie

De overheid heeft maar weinig invloed op de cannabismarkt, maar met het aanbieden van goede gereguleerde wiet kan de overheid een positieve invloed uitoefenen. Bijna de helft van de respondenten van de Grass Poll koopt ook wel eens op de illegale markt. De overheid heeft daar maar weinig grip op. Door gereguleerde wiet van goede kwaliteit voor een marktconforme prijs aan de markt toe te voegen zou de overheid de consument kunnen bewegen om veilige wiet te consumeren en zo de rol van de illegale markt te verminderen. Dat zal niet zomaar gaan. De gereguleerde wiet zal als nieuw product op de markt het vertrouwen moeten krijgen van de consument. ‘Vertrouwen komt te voet en gaat te paard’, luidt de zegswijze.

De overheid zal moeten samenwerken met welwillende coffeeshops en deze zoveel mogelijk moeten faciliteren. Met het garanderen van een gevarieerd aanbod aan kwalitatief goede producten bijvoorbeeld. Naast een gevarieerd aanbod moet de overheid ook de variatie aan coffeeshops blijven garanderen. Er moet ruimte zijn voor verschillende businessmodellen. Door coffeeshops vrij te laten in soorten, prijzen, verpakkingen en verkoophoeveelheden blijft er voor elke doelgroep een coffeeshop en blijft de coffeeshop overeind.

Het helpt daarbij om de coffeeshops zoveel mogelijk te betrekken bij de teelt en geen limieten te stellen aan de aantallen variëteiten en kwekers. Door de coffeeshop bij de kweek te betrekken krijgt het product meer vertrouwen dan wanneer de cannabis als ‘staatswiet’ te boek komt te staan.

Een geslaagd experiment is alleen maar mogelijk door gefaseerd over te stappen van een illegaal aanbod naar een gereguleerd aanbod. Door het aantal gereguleerde soorten op de menulijst naast het bestaande aanbod langzaam op te voeren zal de transitie naar de gereguleerde markt geleidelijk zijn en is bijsturing mogelijk. Om te zien of bijsturing nodig is zal er permanent moeten worden gemonitord hoe de consument reageert op de verandering in het aanbod.

Coffeeshoppersoneel geniet meer vertrouwen dan een foldertje van het Trimbos. En daarom is het een goed idee om de coffeeshop zoveel mogelijk te gebruiken als informatiebron over de herkomst en kwaliteit van de wiet en over het veilige gebruik ervan.

Als de overheid erop gericht is om de coffeeshops vooral te beperken in hun handelen zal de rol van de coffeeshop afnemen. De consument zal daarop overstappen naar de illegale markt. Daarmee zet de overheid zichzelf in wezen buitenspel. De overheid zal zich moeten voegen naar de regels van de markt en niet andersom. En die regels zijn ook nog eens onderhevig aan trends.

Redactie BCD, 2 november 2018