Adviescommissie wietexperiment trapt af
Vandaag start de commissie die de ministers van Volksgezondheid en Justitie en Veiligheid gaat adviseren over twee dingen: Hoe gaat het wietexperiment eruit zien en welke gemeenten gaan meedoen. Wie zitten er in de commissie en hoe gaat zo’n commissie te werk?
Het wietexperiment gaat gevolgen krijgen voor de coffeeshopsector. Welke gevolgen, daar is nog weinig over te zeggen. Veel hangt af van het de uitkomst van het experiment. De uitkomsten hangen weer af van waar en hoe het wordt uitgevoerd en welke gemeenten zullen deelnemen. De ministers van Justitie en Veiligheid (Grapperhaus) en voor Medische Zorg en Sport (Bruins) zullen daarover pas aan het einde van dit jaar een definitieve beslissing nemen. Maar die beslissing zal waarschijnlijk liggen in de lijn van het advies van de ‘Commissie experiment gesloten coffeeshopketen’, die vandaag start met haar werk.
Leden commissie
De voorzitter van de commissie is André Knottnerus en dat is niet bepaald een lichtgewicht. Hij is hoogleraar huisartsengeneeskunde aan de Universiteit van Maastricht en heeft een imposante lijst met nevenfuncties. Zo was hij onder meer voorzitter van de Gezondheidsraad en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Knottnerus is nu voorzitter van de Sectie Geneeskunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Jan Mans: “Het is tijd voor iets onorthodox”
In de commissie zitten:
- Tom Blom, hoogleraar (strafrecht/procesrecht). Blom schreef een boek over Opiumwetgeving en drugsbeleid.
- Wim van den Brink, hoogleraar (verslavingszorg). Van den Brink nam in 2009 deel aan de commissie die het drugsbeleid van de regering onderzocht (commissie Van de Donk). Dit resulteerde in het rapport ‘Geen deuren maar daden’. Het rapport stelt dat Nederland terug moet naar “veilige, kleinschalige gebruikersgelegenheden voor de lokale markt.” Ook adviseerde de commissie Van de Donk om te gaan experimenteren met gereguleerde teelt.
- Jan Mans, voormalig burgemeester van onder meer Enschede. Hij was daar burgemeester ten tijde van de vuurwerkramp in 2000. Hij sprak zich in 2005 met dertig andere burgemeesters uit voor de regulering van de achterdeur: ,,Het is tijd voor iets onorthodox. Misschien moeten we eens met een aantal burgemeesters in een bus naar Luxemburg stappen en ons standpunt uitleggen aan het Europees Hof van Justitie.”
- Dike van de Mheen, hoogleraar (verslavingszorg). Ook zij zat in de commissie Van de Donk in 2009.
- Jaap Seidell, hoogleraar (gezondheidszorg), gespecialiseerd in voeding.
- Albert van Wijk, voormalig lid van het College van procureursgeneraal (Openbaar Ministerie). Werd in 2017 voorzitter van de Raad van Bestuur van het IJsselland Ziekenhuis in Capelle aan den IJssel.
- Karin van Wingerde, criminologe. Zij is gespecialiseerd in milieuwetgeving maar schreef ook een artikel over de Bibob.
De adviescommissie bestaat uit deskundigen en wetenschappers op gebied van (verslavings)zorg, voedsel en waren, justitie, lokaal bestuur en internationaal recht. Maar vreemd genoeg is er onder de leden geen expertise op het gebied van land- en tuinbouw. Ook missen zij expertise op het gebied van marktwerking. Een groot gemis. Het experiment zal immers ingrijpende gevolgen hebben voor de bestaande cannabismarkt.
Taken: Opzet experiment bedenken en deelnemende gemeenten aanwijzen
De eerste taak van de commissie is om te bedenken hoe het experiment moet worden opgezet. Er moet een plan komen voor de teelt. Wie gaan er telen? Zijn dat de telers met wie de coffeeshops nu al zaken doen, is dat het Westland, of is er nog een andere oplossing? Belangrijk daarbij is dat telers die niet uit de sector komen op dit moment geen beschikking hebben over genetica. Ook kunnen ze technisch gezien misschien goed kweken, maar hebben ze geen specifieke ervaring met de wietplant. Wil het experiment slagen dan moet de geproduceerde wiet in ieder geval van zeer goede kwaliteit zijn en er moet minstens evenveel variatie in aanbod in de coffeeshops zijn als nu. Anders wil de consument de wiet niet en wijkt die uit naar de illegale markt. Dan kunnen veel coffeeshops hun deuren wel sluiten. De commissie moet ook gaan bedenken hoe de kwekers zullen worden aangestuurd en gecontroleerd en op welke locaties er zal worden gekweekt.
Daarnaast zal de commissie ook moeten kijken naar het testen van de cannabis. In de commissie zit niemand met specifieke kennis op het gebied van het testen van wiet. In Canada waren er de afgelopen jaren enkele incidenten met vervuilde wiet die was bestemd voor de medicinale cannabismarkt. Of daar inmiddels een deugdelijk testsysteem is ontwikkeld is niet duidelijk, maar misschien is het een idee dat de commissie daar eens op zoek gaat.
Ook gaat de commissie nadenken over de selectiecriteria voor de gemeenten die gaan deelnemen aan het experiment. Als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zouden meedoen, dan zouden bijna de helft van de coffeeshops bij het experiment zijn betrokken. Dat is niet waarschijnlijk. Maar wat dan wel? Kun je op een goed experiment rekenen als er alleen kleinere coffeeshopgemeenten met één of twee shops deelnemen?
Ingrijpen
Je zou verwachten dat de commissie van tevoren nadenkt over hoe er moet worden ingegrepen als de coffeeshops die meedoen aan het experiment worden gemeden en consumenten massaal uitwijken naar andere gemeenten of naar de illegale markt. En wat er gebeurt als het experiment net zorgt voor toename aan klanten, die de illegale markt verruilen voor de coffeeshop?
Een ander heikel punt dat de commissie zal gaan tegenkomen is de relatie tussen de coffeeshops en de toeleveranciers van wiet. Vaak werken shops al jaren samen met telers of tussenhandelaren. Het is een hele uitdaging om van die situatie over te stappen naar een geheel andere aanlevering. Zonder praktijkkennis zal het heel moeilijk zijn om een soepel geoliede overgang van het oude naar het nieuwe systeem te bedenken. Nauwe samenwerking met coffeeshops is daarom een eerste vereiste. Boeiend ook is de vraag of in dit verband de 500 grams regel (maximumvoorraad in de shop) tijdens het experiment wordt losgelaten. In dit verband nog een allerlaatste puntje waar de commissie haar hersens over zal moeten pijnigen, als ze haar werk goed wil doen: Stel het experiment mislukt (het gaat natuurlijk niet mislukken, maar toch…). In dat geval hebben de shops die meededen een groot probleem met de aanlevering, als ze zouden zijn gedwongen om met nieuwe leveranciers te werken. Het zou een goede reden zijn om toch de mogelijkheid te bieden om met de bestaande wietproducenten te gaan samenwerken.
Zo zijn er nog wel enkele rokende kwesties te bedenken waarmee de commissie aan de slag zal moeten gaan. Heel erg veel tijd is daar overigens niet voor. Op uiterlijk 31 mei 2018 verwachten de ministers advies hierover.
Tot nu toe was er sprake van zes tot tien gemeenten die aan het experiment zouden gaan deelnemen. De commissie heeft tot uiterlijk 15 november 2018 de tijd om te adviseren welke gemeenten het gaan worden.
Samenwerking coffeeshops
Tijdens het Algemeen Overleg coffeeshopbeleid van 20 december 2017 in de Tweede Kamer werd de inwerkingstelling van de commissie besproken. Tijdens dat overleg drongen een aantal politieke partijen erop aan om bij het experiment samen te werken met de coffeeshops. Ook de gemeenten sturen aan op een samenwerking met de coffeeshops in dit experiment.
De commissie zal nu waarschijnlijk een staf aanwijzen van ambtenaren die hun oor te luisteren moet leggen in de praktijk. Dat zou kunnen door het organiseren van hoorzittingen waarin betrokkenen uit de sector (zoals coffeeshopondernemers) hun ideeën over het experiment uiteen mogen zetten. Natuurlijk staat het de sector ook vrij om zelf realistische plannen aan te leveren. Belangrijk daarbij is om met een degelijk, goed uitgewerkt plan te komen, dat breed gedragen wordt. Samenwerken dus! Want van het geluid van een individuele coffeeshop zullen de ambtenaren niet onder de indruk zijn.
Vera Bergkamp (Tweede Kamer, D66) wees de afgelopen maanden regelmatig op de noodzaak om samen één geluid te laten horen als coffeeshopbranche. Makkelijk is dat niet. Aan de andere kant hebben zich de afgelopen maanden een aantal nieuwe coffeeshops aangesloten bij een van de twee coffeeshopbonden (PCN en BCD). Achter de schermen wordt druk gewerkt.
Niet alleen de coffeeshops zijn overigens geïnteresseerd in de werkzaamheden van de commissie. Ook de land- en tuinbouw nieuwssite van Agriholland maakt melding van het werk van Knottnerus en de zijnen. In die branche staan ze waarschijnlijk te popelen…
Het worden spannende maanden.
Redactie BCD – 1maart 2018