Wat is een redelijke verdenking bij hennepteelt
In Nederland gelden wettelijke regels. Deze gelden ook voor de politie en justitie. Een belangrijk rechtsstatelijk principe is dat de politie je woning of (bedrijfs)pand niet zonder je toestemming zo maar ter doorzoeking mag betreden. Dat mag alleen als sprake is van een redelijke verdenking. Maar wat is redelijk? Omdat de Hoge Raad sinds begin 2013 geen moeite meer heeft met het gebruik van onrechtmatig verkregen bewijs zien we dat de politie bij de opsporing van wietplantages steeds vaker grenzen opzoekt en zelfs overschrijdt.
De strafzaak tegen een wietteler die ik hier beschrijf gaat van start met een tip. Anders dan gebruikelijk was de tip dit keer niet afkomstig van een anonieme melder, maar van een politieman die op een verjaardag had opgevangen dat er op een bepaald adres wiet werd gekweekt. Waar en wanneer hij wat had opgevangen werd niet duidelijk. Om de tip te controleren stelde de politie een onderzoek in bij de verdachte woning. Daarbij werd geen hennepgeur geroken, geen licht van assimilatielampen gezien en geen ventilatoren gehoord. Vervolgens werd er een warmtebeeldcamera bij gehaald. Daarmee werd vastgesteld dat er een warmtebron aanwezig was bij afvoerpijpen op het dak. Dat lijkt logisch. Via de afvoerpijp van een houtkachel of verwarming verlaat behoorlijk wat warmte de woning. Een warmtebeeldcamera is geen temperatuurmeter. Een warmtebeeldcamera laat zien waar bij een object warmte weglekt. Niet meer niet minder. Conclusies kun je bij dat soort metingen alleen trekken als je goed vergelijkbare objecten met elkaar vergelijkt. In de politiepraktijk wordt dit vaker miskend zodat “vals positieve metingen” met grote regelmaat voorkomen.
De Nationale Ombudsman stelde dit al in 2013 vast. In deze strafzaak was de verdenking gebaseerd op een onbeduidende roddel op een verjaardag aangevuld met een nietszeggend thermisch beeld. De politie betrad tegen de wil van de bewoner de woning en ging op zoek naar een hennepkwekerij. Er werd een lege kwekerij aangetroffen. Deze was al enige tijd niet meer in gebruik. De bewoner werd in zijn woning aangehouden door de politie. Hij bleek tijdens zijn verhoren aan het politiebureau een echte prater. Hij vertelde lange verhalen waar vaker geen touw aan vast te knopen was. In de brij van woorden leek een bekentenis te zitten. Hij had eerder gekweekt en geoogst, maar van de ongeveer 1.000 hennepplanten was vrijwel niets terecht gekomen. Hij zou er slechts € 5.000 aan hebben overgehouden. De politie nam het aantal gekweekte hennepplanten over, maar geloofde niet in mislukte oogsten. Er werd een berekening gemaakt van de winst die hij met de teelt zou hebben behaald. Dat kwam neer op € 100.000. Daar schrok de beste man enorm van. Hij kwam bij mij terecht.
Mijn gesprekken met mijn cliënt verliepen stroef. Hoe kan de politie zoiets nou denken? Ze zien toch zeker dat ik niets heb? Toen ik zijn verklaring met hem doornam kreeg ik te horen dat die niet kon kloppen. Zo sprak hij niet. Dit waren niet zijn woorden. Ik liet hem op iedere bladzijde van zijn verhoor een paraaf zien en op de laatste bladzijde een handtekening. Het kostte moeite om hem ervan te overtuigen dat het weinig zin had te doen alsof hij die verklaring niet had afgelegd. Laat dit een les zijn voor de lezer. Alles wat je tegen de politie zegt wordt opgeschreven. Ter terechtzitting deed mijn cliënt zijn best om een begrijpelijke verklaring af te leggen. Dat lukte wonderwel. Ik benadrukte in mijn pleidooi dat de politie niet had mogen optreden, omdat geen sprake was van het wettelijk vereiste redelijk vermoeden van schuld. Als de rechter het goedvindt dat de politie op basis van een oncontroleerbare roddel en een nietszeggende warmtebeeldmeting een woning op de kop zet is het hek van de dam. Dan kunnen we vaarwel zeggen tegen de rechtstaat. De rechter bleek gevoelig voor deze argumenten.
Omdat er was opgetreden zonder de wettelijk vereiste redelijke verdenking werd mijn cliënt vrijgesproken.
Door; Advocaat André Beckers
Bron; Soft Secrets december 2017