De doodlopende straat van het Nederlandse drugsbeleid
Ongelijkheid is dagelijkse realiteit in de Nederlandse rechtspraak op het gebied van hennepzaken. Terwijl wereldwijd de legalisering van cannabis steeds meer ruimte krijgt, houden justitie en politie in Nederland zich onledig met ridicule verbodsbepalingen die ook nog eens per gerechtshof anders worden uitgelegd. Mr. Maurice Veldman overziet het strijdtoneel van de War on Drugsin de polder.
Wereldwijd is er een bewustwordingsproces gaande dat een verbod op wiet eigenlijk volstrekt mesjogge is. In Canada mag je tegenwoordig tot 30 gram marihuana bij je hebben. In Uruguay mogen volwassenen tot zes hennepplanten verbouwen. In de VS gingen de staten Colorado en Washington in 2012 over tot legalisering van cannabis voor eigen gebruik, gevolgd door Alaska, Californië, Maine, Massachusetts, Oregon en Vermont. Tal van andere landen maken bewegingen in dezelfde richting om zich te bevrijden van het corset van de VN-drugsverdragen.
Gelijk hebben ze. Het antidrugsbeleid van de Verenigde Naties is een totale mislukking, zoals 174 NGO’s verenigd in het International Drug Policy Consortium (IDPC) concluderen in een kritische evaluatie van tien jaar VN-drugsbeleid. In het rapportTaking stock: A decade of drug policy komt het IDPC met ontluisterende cijfers. Productie, verkoop en gebruik van drugs zijn nog nooit zo hoog geweest als de afgelopen jaren. De productie van opium en cocaïne is in tien jaar tot recordhoogtes gestegen. Wereldwijd nam het aantal cannabisgebruikers toe met maar liefst 136 procent. In tien jaar tijd kwamen zo’n 800 nieuwe drugssoorten op de markt. Geschat wordt dat jaarlijks wereldwijd tussen 370 en 570 miljard euro omgaat in verdovende middelen. Dit genereert uiteraard eindeloze stromen zwart geld. In Nederland is het aantal drugsdoden dan wel spectaculair afgenomen, maar wereldwijd is er een toename van 145 procent naar 450.000 doden per jaar.
Antidrugspolitiek werkt averechts
Alle maatregelen tegen drugs werken averechts. Het is dus de hoogste tijd het roer radicaal om te gooien. Legalisering van wiet is daarbij de meest voor de hand liggende eerste stap. Nederland zou daarbij – op grond van zijn opgebouwde status als gidsland in vraagstukken van drugs en volksgezondheid – een voortrekkersrol kunnen en moeten spelen. Maar helaas. Onkunde en onwil vieren hoogtij. Wie het Nederlands beleid wat betreft cannabis anno 2018 overziet, treft een wirwar aan van willekeur en rechtsonzekerheid, met gerechtshoven die elkaar tegenspreken, een politiemacht die zich te buiten gaat aan buitenproportioneel spierballenvertoon en bestuurders die telkens maar wegduiken voor de eigen verantwoordelijkheid.
Grote regionale verschillen en opsporing en berechting
Zo had ik onlangs een zaak rond een opgerold wiethokje in Rijswijk. Vijf verdachten werden opgepakt bij een massale politieactie die resulteerde in een dossier van maar liefst 300 pagina’s. In de kweekruimte stonden slechts een paar potten aarde met afgeknipte stronken en er lagen enkele planten te drogen. Niet uitgesloten is dat het om eigen gebruik ging. Een schrale oogst voor zoveel politioneel machtsvertoon.
De Haagse politie waande zich even als de superspeurders van CSI en deed met militaire precisie sporenonderzoek in het wiethok. Er vond onderzoek plaats naar vingerafdrukken. Zelfs op lege flesjes frisdrank werd DNA-onderzoek gedaan. De flesjes werden naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gestuurd om de DNA-sporen te onderzoeken. Slechts één minuscuul spoor wees naar een verdachte. Alle telefoons zijn uitgelezen. Dit leverde niets op.
Grote politie-inzet voor drie vrijspraken
In deze zaak is drie dagen koortsachtig gewerkt door vijftien speurders. Vier van de vijf verdachten moesten voor de politierechter verschijnen. Drie werden vrijgesproken en de vierde kreeg een voor Haagse begrippen erg milde taakstraf van 40 uur. Een magere oogst voor het geldverslindende circus dat de politie optuigde rond een paar lege potten en een wietstruik die lag te drogen. Het valt nauwelijks te geloven dat dit anno 2018 in Nederland echt gebeurt.
Grote verschillen tussen de grote steden
In Amsterdam wordt een verdachte van een ontmanteld wiethok pas na een half jaar of een jaar opgeroepen voor verhoor. Er wordt weinig prioriteit gegeven aan wiet. Wat wil je met zo’n 165 coffeeshops in de stad. DNA-onderzoek door het NFI wordt in Amsterdam alleen gedaan bij grote misdrijven en zeker niet bij een hokje waar ooit een paar wietplanten hebben gestaan. Een wiethok resulteert bijna altijd in een taakstraf. Rechters zijn het meer dan zat dat er zoveel zittingsruimte verloren gaat door de teelt van een plant die overal in de stad wordt verkocht.
Growshopverbod: willekeur troef
Ook het growshopverbod houdt de geesten verdeeld bij justitie. Het Gerechtshof in Den Bosch heeft de hete adem van de Taskforce bestrijding georganiseerde misdaad(lees: hennep) in de nek en vindt de aanwezigheid van kweekspullen voldoende bewijs voor een veroordeling. Voormalig minister van Veiligheid en Justitie Opstelten heeft altijd gezegd dat het voorhanden hebben van afzuiginstallaties, assimilatielampen koolstoffilters etc. niet strafbaar is. Desondanks is het Bossche hof ziende blind en horende doof voor deze uitleg van het growshopverbod in de Eerste en Tweede Kamer.
Gerechtshof Den Haag kijkt naar de parlementaire geschiedenis en spreekt vrij
Het Gerechtshof in Den Haag kijkt wel naar de parlementaire geschiedenis en stelt dat het voorhanden hebben van kweekbenodigdheden geen strafbaar feit is. Justitie moet maar zien te bewijzen dat de verdachte de bedoeling had de goederen te leveren aan de grote wietteler. Dit zijn opmerkelijke regionale verschillen in de rechtspraak. Die verschillen zijn niet uit te leggen aan de burger en vallen zeker niet te rijmen met het beginsel van gelijke berechtiging voor gelijke gevallen. Ongelijkheid is dagelijkse realiteit in de Nederlandse rechtspraak op het gebied van hennepzaken.
Nu hebben we een hoogste gerechtshof – de Hoge Raad – die voor zulke ongelijkheden uitkomst zou moeten bieden. Maar procedures bij de Hoge Raad duren tot Sint Juttemis. En al die tijd gaat de burger gebukt onder rechtsonzekerheid en lukrake invallen door de politie.
Medicinale thuiskweker weer de kop van jut
Voor de geüniformeerde dienders lijkt niets zoveel prioriteit te hebben dan het uit de grond trekken van een paar wietplanten. Deze week trof een medicinale patiënt dit trieste lot – hulpeloos moest hij toezien hoe de politie zijn vier wietplanten uit de potten trok. De man rookt op medisch voorschrift en hij niet weet hoe het nu verder moet. Hij deed wat emotionele uitlatingen die de agenten opvatten als bedreigingen en zo werd hij in de boeien geslagen. Al snel werd duidelijk dat deze medicinale gebruiker helemaal niet vervolgd kan worden voor de hennepplanten. Nu moet hij zich voor de officier van justitie verantwoorden voor bedreiging.
Veel verder dan dergelijke treitercampagnes waarbij de veelal medicinale kleine thuisteler het steeds weer moet ontgelden komt de Nederlandse opsporing niet. Het is mede daarom niet vreemd dat de grote illegale wietteelt en de productie van ecstasy ongekende vormen aanneemt. Want de politie – geheel geobsedeerd door die kleine thuistelers – is niet in staat grote telers en ecstasy laboratoria op te rollen.
Doodlopende straat
Die 174 NGO’s die het failliet uitspraken van het mondiale drugsbeleid van de VN hebben het gelijk 100 procent aan hun zijde en de geschiedenis zal het leren. Bestuurlijke moed is vereist om uit deze doodlopende straat te komen. Dat besef staat inmiddels wereldwijd op de kaart.
Maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat de klok van het Nederlandse drugsbeleid 50 jaar is teruggedraaid. Het tij zal pas keren als Nederland als braafste jongetje van de klas aan de hand wordt genomen en internationaal de totale legalisering een feit is. Tot het zover is blijft Nederland het land met de knikkende knieën dat de frustratie over zijn eigen onmacht uitleeft op de meest weerloze burgers.
mr. Maurice Veldman, 26 oktober 2018